Een bezoek aan Parijs gaat gepaard met het bezoeken van architectonische hotspots die deze hoofdstad kent. In het rijtje kan dan het Centre Pompidou niet ontbreken. In zijn tijd vernieuwend en scherp in zijn statement. In beeld oogt het op de dag van vandaag nog steeds vreemd en voelt het vooral ongemakkelijk aan. In onze directe leefomgeving zullen we dit niet kiezen. De techniek overschaduwt het beeld en belemmert het gebruik. We willen immers niet in een ‘machine’ wonen.
Nou ja… gezien de ambities van de regering voor de komende periode, kunnen we eigenlijk wel voorspellen dat we in een soort van ‘machine’ zullen gaan wonen (1). Een behagelijke woonmachine waarin geleefd, gewerkt, verzorgd én energie opgewekt wordt. Ondanks de groeiende belangstelling voor installaties in de bestaande woningbouw, worden zij nog steeds gezien als een bijkomstigheid, nodig om een hoger energielabel te halen en voor het reduceren van de energienota. En dat is in beeld en ruimte vaak ook af te lezen aan bijvoorbeeld willekeurige plaatsing van zonnecellen op daken of onlogische en hinderlijk verloop van leidingwerk intern.
In de praktijk komen we maar al te vaak voorbeelden tegen die deze gedachte bevestigen (2). Moeten we deze ontwikkeling in de bouw maar laten gebeuren of moeten we anders omgaan met de groeiende vraag naar installaties in de woning? Aan de hand van voorbeelden uit onze ontwerppraktijk, zal ik dit illustreren.
Het plaatsen van installaties intern (bijvoorbeeld cv- ketels en mv-boxen) vraagt om een zorgvuldige afweging binnen het ontwerp van de locatie. Installatietechnisch is de voorkeur om de apparaten een centrale plek te geven binnen de woning. Dit om de leidingen zo kort mogelijk te houden met als motivatie ‘beter voor het rendement’, of ‘dit is de makkelijkste manier om uit te voeren’. Dit is allemaal begrijpelijk en vanwege kosten(besparing) te overwegen, maar hierbij wordt wel over het hoofd gezien dat we voor bewoners bouwen en de bruikbaarheid van de woning voorop moet blijven staan.
Ontwerpen met ruimte voor installatie
Het vinden van een evenwicht tussen een technisch goede oplossing en een oplossing die het gebruik van de woning zo min mogelijk belast, wordt een steeds belangrijkere ontwerpopgave in de bestaande bouw. Een aparte ruimte (3) voor installaties, waarbij installaties uit het zicht zijn en het geluid goed geïsoleerd kan worden, is een goed uitgangspunt. Bij het ontwerpen hiervan zijn toegankelijkheid en bereikbaarheid belangrijk voor onderhoud. Maar vooral ook het leidingverloop en de mogelijkheden om binnen de woning leidingen weg te werken, is van belang. Bij Active House (4) is er gekozen om de berging aan de voorzijde hiervoor te gebruiken en de bergruimte te compenseren met berging in de tuin.
Wanneer installaties buiten de schil treden of onderdeel worden van de schil, bijvoorbeeld bij pv-panelen of lucht/water warmtepompen, wordt de ontwerpvraag verschoven van gebruik naar beeld. Deze installaties kunnen alleen functioneren als zonlicht wordt opgevangen of buitenlucht wordt aangezogen. De installaties maken hierdoor een belangrijk onderdeel uit van de schil en bepalen dus mede het totale beeld.
Om de vastgestelde energieprestatie te kunnen leveren, wordt in het project Active House niet alleen de thermische schil volledig aangepakt (nieuw buitenblad met hoogwaardige isolatie en triple beglazing), ook hier wordt onder andere installatie toegepast, die zonlicht benut door middel van pv-panelen. Het grote dakoppervlak dat georiënteerd is naar het zuidwesten, is ideaal voor het plaatsen van deze panelen. Er is niet gekozen om de oorspronkelijke dakafwerking (dakpannen) terug te brengen in het ontwerp, maar er is juist gekozen voor een oplossing waarin pv-panelen een integraal onderdeel vormen van de dakbedekking. Hiermee vervult de installatie zijn primaire taak (zo optimaal mogelijk opwekken van stroom) en tevens dienen de panelen als afwerking en beeldelement van het dak. De moderne uitstraling (ten opzichte van dakpannen) is verder versterkt door de nieuwe dakopbouw met zink in een felssysteem te bekleden. Ook het dakvlak van de aanbouw aan de voorzijde is met zink vormgegeven. Wat eerst als massaal ervaren werd, heeft nu meer geleding en het vormt één geheel met het beeld. Een totaalbeeld wat zorgvuldig is vormgegeven.
Met de komst van steeds meer installaties in en rondom de woningen is het noodzakelijk om de installaties in het ontwerpproces mee te nemen. Intern is de ontwerpopgave gericht op de gebruiker en op de ruimtelijke mogelijkheden om installaties weg te werken. Extern moet de nadruk meer liggen in het versterken van het totale beeld, met het behouden van de optimale functievervulling van de installaties. Doen we dit niet, dan dreigt de techniek, net als bij Centre Pompidou, te overheersen en raken het beeld en de ruimte ondergeschikt. Aandacht voor gebruik, techniek en kennis van de mogelijkheden van de bestaande woningvoorraad zijn hierbij onmisbaar.
(1) Voor de komende jaren heeft de regering het beleid om energieverbruik in gebouwen sterk terug te dringen. In de woningbouw zal vanaf 2020 nieuwbouw zo goed als energieneutraal zijn en zal de totale voorraad huurwoningen van corporaties een energielabel B of hoger moeten zijn. (rijksoverheid.nl)
Gezien de huidige woningvoorraad van de eengezinswoningen (gebouwd tussen 1946-1980) gemiddeld in label D/E zitten, of zelfs lager, is bij vooroorlogse woningen betekent dit, dat naast het aanpakken van de schil de installaties een belangrijke rol innemen om label B of hoger te kunnen verwezenlijken
(Cijfers over wonen en bouwen 2013)
(2) ‘Schatgraven’, BouwhulpGroep, 2009, www.bouwhulp.nl
(3) ‘De structuur van een driekamerappartement’, Martin Liebregts, 2 oktober 2012, Kennisbank Bestaandewoningbouw.nl
(4) ‘Active House: woningen die meer geven dan nemen’, BouwhulpGroep, 2011, www.bouwhulp.nl