Auteursarchief: martinliebregts

VANEG, een voorloper van het prefab betoncasco

Een serie over systeemwoningen -9-

In Nederland staan circa zevenduizend woningen, die gebouwd zijn als Vaneg-systeemwoning (1). Op dit moment zijn de woningen slechts voor een deel te achterhalen en te lokaliseren. Mogelijk zijn hiervoor een tweetal redenen te noemen: de woningen zijn niet meer onder de oude naam bekend en tegelijkertijd is een substantieel deel in handen van eigenaar-bewoners. Een deel van de bouw is in het verleden ook, buiten de sociale sector om, opgedragen door beleggers (o.a. pensioenfondsen).
De naam Vaneg verwijst naar de initiatiefnemer van het bouwsysteem: Van Egteren Bouwnijverheid N.V. Nog steeds worden er in Hasselt betonelementen gemaakt (Heembeton) (2). Kenmerkend voor de Vaneg-woningen is de toepassing van grote betonnen elementen. De wanden zijn verdiepingshoog en maximaal 4,30 m1 breed en de vloeren bestaan ook uit geprefabriceerde elementen. De langsgevels zijn opgebouwd uit geprefabriceerde houten pui-elementen. Het resultaat van de gekozen bouwmethode was dat de arbeidsuren op de bouwplaats met 70 procent werden gereduceerd (3).

BouwhulpGroep_Impressie_Ontwerp_Vaneg_woningen_Ulft_1000px

BouwhulpGroep_Bestaand_Vaneg_woningen_Ulft_1000px

Verder lezen

BMB, industriële uitvoeringsmethode met tradtioneel beeld

Een serie over systeemwoningen -7-

In 1934, bijna tachtig jaar geleden, is de eerste woning in Engeland voorzien van een gemechaniseerde, gemetselde gevel (1). In 1949 was het een primeur in Amsterdam en vervolgens zijn er in de periode tot 1973 zo’n 30 duizend woningen geproduceerd volgens het BMB-systeem (2).
BMB (Baksteen Montage Bouw) is een industriële uitvoeringsmethodiek voor alle woninggebouwtypen (laag-, middel-, hoogbouw) (3), kantoren en scholen. Bij de montagebouwmethode worden geprefabriceerde betonnen wandelementen, van een halve of hele verdiepingshoogte, en gemetselde vloerplaten op het werk met een kraan gemonteerd. Dit alles wordt omhuld door geheel geprefabriceerde gevelelementen (halve verdiepingshoogte), samengesteld uit een spouwconstructie met betonnen binnenspouwblad en buitenspouwblad van mechanisch gemetselde baksteen. Het resultaat is een arbeidsbesparing op de bouwplaats met 65 à 70 procent. Op de bouwplaats staat ‘montage’ centraal. Bijvoorbeeld de schilder en stukadoor zijn bijna geheel geëlimineerd (circa 30 à 35 uur per woning).
Het systeem is vooral in Noord-Holland en Noord-Brabant gerealiseerd, met een grote concentratie in vijf plaatsen (4). Tevens zijn bij het merendeel van de woningen slechts drie architecten betrokken: Maaskant, Van Heelsbergen of Van Heeswijk (5).

Verder lezen

Coignet-systeem, beton als bouwmateriaal

Een serie over systeemwoningen -6-

In het bouwsysteem ‘Coignet’ zijn in de periode 1959 t/m 1975 31 duizend woningen gebouwd, vooral in Noord-Brabant, Zuid-Holland en Noord-Holland en een beetje in Utrecht (1). Dit systeem wordt gekenmerkt door een grote mate van standaardisatie, vanwege het industriële proces en tevens door de toenmalige standaardisatie van de woningplattegronden. Het beton is het basismateriaal, zowel voor de dragende wanden en vloeren, als ook in veel gevallen voor de buitengevel (standaardisatie betonelementen, al of niet grindbeton) en voor de niet-dragende binnenwanden.
Circa een kwart van de woningen bestaat uit portieketagewoningen. Medio jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw zijn de galerijflats en de eengezinswoningen op grote schaal op de woningmarkt verschenen. De komst van aardgas, lift en economische groei heeft dit versneld.
Verder lezen

Pronto-systeemwoning, een concept met een verhaal

Een serie over systeemwoningen -5-

Het Pronto-bouwsysteem is gedurende de periode 1955 tot eind jaren zestig van de vorige eeuw succesvol geweest door circa 18.000 woningen te bouwen. Het systeem dateert oorspronkelijk uit 1948, in 1952 was de verbeterde proefwoning gerealiseerd en in 1955 was er een omslagpunt door de opdracht voor 5.000 woningen van de vier grootste Brabantse gemeenten.
De grootte van de bouwstroom en de continue productie waren de pijlers onder de beoogde kostenverlaging en de kwaliteits- en productieverhoging, die de opkomst van de systeembouw kenmerken (1). Het lag in de geest van Van Tijen en Maaskant om in combinatie met bouwbedrijven aan de hand van standaardontwerpen een aanbod te ontwikkelen, waarbij arbeidsdeling, standaardisatie en industrialisatie de sleutelwoorden waren. Zo verkenden zij de nieuwe positie van de architect, die bij de veranderende maatschappelijke context werd gevraagd. Deze samenwerking was een noodzakelijke en wenselijke ontwikkeling, gezien de sterke toename naar goede en betaalbare woningen. Vanuit dit gedachtengoed is er door een reeks van architecten samen met bouwers gewerkt aan het nieuwe aanbod.

Verder lezen

Een concept is een verhaal, meer niet

Door verhalen worden we gedreven in onze zoektocht naar nieuwe oplossingen voor uiteenlopende vraagstukken. Het verhaal dat de ontwikkelaar in zijn hoofd heeft, steunt deze onderneming. Zo was het in het verleden en zo is het nu. Een mooi voorbeeld uit het verleden zijn de ontwikkeling van systeemwoningen. Het verhaal ging over industrialisatie, standaardisatie, nieuwe vormen van arbeidsdeling, nieuwe verhoudingen tussen architect en bouwer en de verschuiving van een vraagmarkt naar een aanbodmarkt, en tezamen vormden ze het verhaal dat de reis naar goedkopere en betere woningen moest begeleiden.
Verder lezen

De PéGé-systeemwoningen, onzichtbaar opgenomen in het dorpsbeeld

Een serie over systeemwoningen -4-

In een krantenartikel uit 1973 staat: ‘Houtrijke Wychense huizen door lage prijs een succes’ (1). In oktober 1972 had minister Udink nog feestelijk de 10 duizendste woning gereed verklaard. Uiteindelijk zullen de PéGé-woningen op circa 12 duizend woningen blijven steken (2). Medio jaren zeventig was het gedaan met de systeemwoningen. En nu, veertig jaar later, is bijna niet te achterhalen waar in de periode van zo’n twintig jaar al deze woningen gebouwd zijn. Natuurlijk, enkele grote locaties zijn bekend: Wijchen, Groesbeek, Beuningen, Heumen, Ulft enz. Al het speurwerk zorgt ervoor dat zo’n 15 procent van al deze woningen op dit moment te lokaliseren zijn. De rest is stil opgenomen in de vele dorpen van Gelderland, Noord-Brabant en Limburg, waar ze in het verleden zijn neergezet, en waar ze veelal in de volksmond nog steeds worden aangeduid met de PéGé-woningen. Rond 1970 zijn er al in ruim vijftig plaatsen (dorpen) in Nederland PéGé-woningen gebouwd.
Een substantieel deel is eigendom geworden van eigenaar-bewoners. Dit gebeurde al bij koop of in een latere fase bij verkoop door de woningcorporaties. Voor zover nu te overzien is, zijn deze systeemwoningen vooral gebouwd in de kleinere locaties. De subtitel van dit artikel ‘onzichtbaar opgenomen in het dorpsbeeld’ probeert dat te benadrukken.
Verder lezen

Airey-woningen: gedenkteken met soberheid

Een serie over systeemwoningen -3-

In Nederland zijn circa 8,5 duizend Airey-woningen gebouwd in de periode 1949 tot en met 1968, waarvan circa de helft uit eengezinswoningen bestaat en het resterende deel in overgrote mate portieketagewoningen omvat. Het systeem wordt bewonderd en verguisd. Hiervan zijn er nog eens zo’n 5 duizend gebouwd in de thuishaven van het systeem: Amsterdam (1).
In de volksmond hebben de buurten met dit systeem door het witte uiterlijk en zijn geringe dakhelling in de regio’s de naam ‘Jeruzalem’ verworven. In een latere fase werden de woningen ook aangeduid met ‘grijsbouwwoningen’ (2).

Foto: Tiwos Tilburgse Woningstichting Verder lezen

De systeemwoningen in de verdrukking

Een serie over systeemwoningen -2-

Zoals reeds in het eerste artikel ‘Van systeemwoning naar concept: de ogenschijnlijke herhaling’ in deze serie is aangegeven, zijn in de periode 1950-1975 circa 450 duizend systeemwoningen gebouwd (1). In de afgelopen decennia (1990 tot nu) is dit aantal structureel afgenomen door sloop. De inschatting is dat zo’n 20 procent verdwenen is door sloop en dat in de nabije toekomst nog eens zo’n 20 procent dit lot zal ondergaan (2). Dit houdt in, dat de kwaliteitsaanpassing zich zal beperken tot maximaal 60 procent van de gerealiseerde systeemwoningen in het verleden. En hiervan is reeds een substantieel deel structureel aangepakt in de afgelopen tien à vijftien jaar (stel 10 procent). De aandacht zal in de nabije toekomst naar zo’n 200 à 250 duizend systeemwoningen gaan, die om een ingrijpende aanpassing vragen en op die wijze als woning weer een lange periode dienst kunnen doen op de woningmarkt.
Verder lezen

TIENDUIZEND-URENREGEL ALS BASIS VOOR VERNIEUWING

Auteur: Martin Liebregts en Yuri van Bergen

Het begint met transpiratie
In principe moet je hard werken om tot nieuwe inzichten te komen. Eureka ontstaat omdat je voortdurend met het onderwerp bezig bent. Dat wordt vaak vergeten bij allerlei sessies waarbij gebrainstormd wordt, zonder dat de betrokkenen beschikken over voldoende kennis en kunde. Ofwel zonder dat de aanwezigen het verdiend hebben om op Olympisch niveau te opereren. Om tot een nieuw idee te komen of een prestatie op niveau te leveren, wordt weleens de tienduizend-urenregel gehanteerd. Je moet een lange periode met de materie bezig zijn om tot nieuwe dingen te komen (1). In jaren uitgedrukt houdt dit in dat je minimaal vijf jaar bezig bent met het werk om tot vernieuwde inzichten te komen. En dan is er geen sprake van een bijbaantje. Voortdurend moet je van standpunt of gezichtspunt kunnen veranderen om de nieuwe verbanden te ontdekken. In die zin is de zoektocht naar een nieuwe idee, die de basis kan vormen voor innovatie, een weg met veel transpiratie, gebaseerd op inspiratie, of van je vak houden.
Zeker op het terrein van bouwen en wonen, wordt dit principe nog weleens vergeten. Iedereen woont, iedereen (ver)bouwt weleens wat, dus iedereen is een deskundige. Eenieder die dit dacht, moet worden teleurgesteld.
Tegelijkertijd is de zoektocht naar nieuwe vormen van creatief samenwerken volop in gang. In onze praktijk onderscheiden we twee vormen. De karakterworkshop met een ontwikkelregisseur en de co-engineering met een ontwerpregisseur (2). In het eerste geval gaat het erom de opgave scherp te krijgen en te vertalen naar een concept. In de tweede situatie betreft het de technische vertaling vanuit verschillende disciplines.

Verder lezen

De beperking van het gemiddelde in de woningbouw

Veel van hetzelfde

Onlangs sprak ik een goede kennis over de nieuwe ‘conceptuele’ aanbestedingsvorm. Zijn eerste reactie was: Het aanbod is altijd hetzelfde, alleen de gevel verschilt wat.
Van innovatie is geen sprake. De zoektocht vanuit het aanbod is gericht op de gemiddelde vraag, zoals die door de professionals wordt ingevuld. Dit geldt zowel voor aanbieders (bouwers, ontwikkelaars) als voor vragers (corporaties, beleggers). Vanuit dat oogpunt beweegt er nog weinig en zijn we met z’n allen bezig de volkswoning in drie prijsklassen in te delen. Dit geldt zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Vanuit de aanbieder wordt gezegd dat dit de wens is van de markt en vanuit de professionele opdrachtgever wordt alleen gedacht aan de ‘gemiddelde’ bewoner. Het zijn op deze wijze bijna dezelfde ingrediënten waarop in het verleden in Oost Europa de planeconomie gestuurd werd. Het eeuwige gemiddelde domineerde daar de markt.

Verder lezen