Een serie over systeemwoningen -24-
Als het over systeembouw gaat, dan heeft men vaak grote monotone flatblokken voor ogen of de immer herhalende rijtjes. Deze artikelenserie heeft al laten zien dat dit vooroordeel zeker niet overal opgaat. In dit artikel staat het B-G systeem centraal, een vorm van systeembouw waar men niet als eerste aan denkt. Het betreft een seriematig bouw van bungalows en vrijstaande woningen.
Het B-G systeem heeft juist voor de bouw van bungalows het Ratiobouw keurmerk gekregen en heeft daarmee aangetoond een significante besparing op de bouwplaats te kunnen leveren (55%) (1). Tussen alle hoogbouw, middelhoogbouw en de eengezinswoningen was het B-G systeem daarmee een uitzondering. Zeker aangezien de woningen specifiek voor de koopsector werden gebouwd, waar het bij de overige systemen vooral gemeenten en corporaties waren die de woningnood met gebruik van systemen wilden invullen. Dat het een systeem gericht op de verkoop betreft, verdient enige uitleg.
Ontstaan
Het ontstaan van het B-G systeem lag bij de Bouwspaarkas Drenstsche Gemeenten (2). Van oorsprong in 1947 ontstaan als een organisatie die spaargelden beheerde. Met deze spaargelden werden woningen gebouwd voor minder draagkrachtigen. Particulieren legden geld in en konden later een woning kopen, maar ook gemeenten plaatsten tegoeden in deze spaarkas, waardoor er voldoende geld beschikbaar kwam om te bouwen. Deelnemers aan het fonds konden 85 procent van de stichtingskosten aan hypotheek krijgen. Het overige deel werd in de kas gespaard en bovendien door de overheid met een bonus gesteund. Doordat de financiering geen extra kosten met zich meebracht, konden de woningen relatief goedkoop verkocht worden. Met deze regeling werd het eigen woningbezit gepromoot. Het was dus een manier die afweek van de normale gang van zaken in Nederland, namelijk dat de corporatie voor de minder draagkrachtigen woningen bouwde. Bouwfonds deed echter meer dan geld alleen verstrekken. Ze regelden ook de aannemer en controleerden de oplevering. In de begin jaren waren het ruim honderd gemeenten in Groningen, Drenthe en Friesland die deelnamen aan de spaarkas. In de loop der jaren nam dat aantal toe, en in de jaren vijftig werd de naam veranderd in Bouwfonds Nederlandse Gemeenten (3). De gemeenten waren hierin aandeelhouder. Dit veranderde door de jaren heen naar Bouwfonds Woningbouw en sinds 2000 is Bouwfonds volledig zelfstandig en niet meer gekoppeld aan gemeenten (4).
Totaalpakket
Er werd niet alleen financiering geregeld, Bouwfonds zorgde ook voor het bouwen. Alle aspecten van ontwerp tot en met realisatie namen zij op zich. Dit betekende ook dat plannen op meerdere plaatsen in Nederland voor konden komen, ontwerpen voor de ene plek konden ook voor een andere plek gebruikt worden. Bovendien zat men als organisatie dicht bij de gemeenten, dus ook planbeoordeling kon snel plaatsvinden. Eigenlijk was hier in zekere mate sprake van de ‘keuzeplannen’, die in een eerder artikel uit deze serie besproken zijn (5). Een van deze plannen werd medio jaren vijftig verder uitgewerkt, waarbij Bouwfonds nog verder ging dan alleen het plan te maken en de bouw te begeleiden, ook de productie werd meegenomen. Normaal gesproken koos men een van de eigen aannemers die bouwde. Voor deze plannen zette men de aangekochte timmerfabriek in Apeldoorn in. Deze fabriek maakte normaal gesproken onderdelen voor Bouwfondswoningen, vanaf dat moment maakten ze alle prefab onderdelen voor de B-G woningen.
Bouwfonds zag prefabricage als een middel tegen de woningnood, net als andere systeembouwers in deze tijd. Met de timmerfabriek in hun achterhoofd ontwikkelden ze een systeem op basis van houtskeletbouw. In de volksmond al snel ‘zilverpapierhuisjes’ genoemd, als verwijzing naar het aanwezig isolatiemateriaal met folie. Het waren bungalows met een hellend dak, die in verschillende typen voorkwamen. Er waren ook vrijstaande woningen of twee-onder-een-kap in het systeem gebouwd. De woningen waren geïnspireerd door de Zweedse woningen, die ook in die tijd gebouwd werden, maar ook de ontwikkelingen in de Verenigde Staten speelden hier een rol in. Alle typen waren vernoemd naar bloemsoorten, bijvoorbeeld: Lathyrus, Sering, Reseda of Anemoon. Dit imago en het feit dat het om vrijstaande bungalows en woningen ging leidde er zelfs bij Bouwfonds intern toe dat er getwijfeld werd of met het B-G systeem nog wel steeds werd voldaan aan de doelstellingen van de spaarkas: bouwen voor lage inkomens. Later bleek dat twee van de drie woningen inderdaad bewoners betrof die onder het gemiddelde inkomen zaten. De woningen waren gericht op het gezin, wat in die tijd als hoeksteen van de samenleving werd gezien. Het thema dat men hanteerde, luidde dan ook: ‘modern in tempo, ouderwets in degelijkheid’. In de latere jaren steeg de waarde van de grond zoveel dat de woningen toch in de vrije sector werden gebouwd.
Kenmerken
Het B-G systeem wordt gekenmerkt door houtskeletbouwelementen van 261 x 90 x 9 cm, die onderling gekoppeld zijn met een veer. Het buitenblad werd traditioneel gemetseld. Alle onderdelen kwamen uit de eigen timmerfabriek. Bijkomend voordeel hiervan was dat de uitvoering minder afhankelijk was van de weersinvloeden. Het metselen was de enige weersafhankelijk activiteit.
Het systeem was eenvoudig en licht, zodat ook kleine aannemers in het hele land deze woningen konden bouwen, zonder gebruik te maken van dure kranen. De elementen hebben een hart-op-hart afstand van 30 centimeter en zijn aan twee zijden voorzien van een gipsplaat. Deze elementen werden allemaal in de timmerfabriek in Apeldoorn samengesteld, waarbij sommigen open werden gehouden om leidingen in op te nemen. Het gebouw werd voorzien van vier centimeter glaswol en folie, waarmee ze voor die tijd al ‘goed’ scoorden op het gebied van isolatie. De elementen werden in één keer naar de bouwplaats gebracht, waar ze vervolgens in één dag winddicht werden gemaakt. De verdere afwerking nam dan nog een maand per woning in beslag.
In principe werd het B-G systeem gebouwd in de serie van één, al produceerde men in een serie van duizend. Het was mogelijk om één individuele woning uit het systeem te bouwen. Hierbij gold wel de kanttekening dat om het optimale te halen uit het systeem een minimale omvang van twintig dezelfde woningen nodig was. In totaal werden er meer dan twintig verschillende typen gebouwd in het B-G systeem. Bouwfonds had een grote productie in de naoorlogse jaren. Hierbij maakte men gebruik van verschillende systemen en traditionele bouwwijzen. In hun eigen B-G systeem werd gebouwd van 1956 tot en met eind jaren zestig. De top werd bereikt in 1964 toen er bijna 1.200 B-G woningen gebouwd zijn. Twee jaar later was deze omvang al weer gehalveerd. Vanaf die tijd ging de timmerfabriek ook weer meer toeleveren aan andere projecten. Om uiteindelijk de productie van B-G eind jaren zestig te stoppen. In totaal werden er ongeveer 6.000 (1) woningen in het B-G systeem gebouwd door heel Nederland, maar met een zwaartepunt in Gelderland.
Plattegrond
Er zijn in totaal ruim twintig verschillende woningtypen gebouwd in het B-G systeem, waarvan de eerste vijftien tot en met 1966 werden gebouwd. De verschillende typen zijn niet allemaal evengoed te onderscheiden van traditionele woningen. Na 1966 kwamen er nieuwe ontwerpen, maar die werden slechts toegepast tot het einde van het systeem in 1971. Er werden typen gebouwd met hellende daken, maar ook met platte daken. Ter illustratie woningtype Aster (7). Met de verdieping erbij heeft dit woningtype een bruto vloeroppervlak van meer dan 130 m² en behoorde daarmee tot de zeer ruime woningen. Niet alle typen waren echter zo groot. Zeker de eerste typen waren beduidend kleiner en hadden enkel een kleine doucheruimte.
Lessen
Zoals gezegd werd de meeste systeembouw gebouwd voor de verhuur. B-G is juist gebouwd voor eigenaar bewoners, inclusief een bijbehorende financieringsvorm. Naast het bouwen werd dus ook financiering, begeleiding en keuring geregeld. Een kwestie die vandaag de dag weer opnieuw speelt. Het is dan ook niet vreemd dat het GIW ontstaan is uit de activiteiten van Bouwfonds en ook bij het ontstaan van Vereniging Eigen Huis een bijdrage heeft geleverd. Met het bouwsysteem en de keuze van het woningtype was Bouwfonds al vroeg bezig met het produceren in de serie van één (8). Ook dat is een opgave die vandaag de dag steeds actueler is. De hele serie over systeembouw gaat erover op welke wijze invulling gegeven kan worden aan een grote bouwopgave. Met B-G heeft Bouwfonds hier een eigen invulling aan kunnen geven.
Toekomst
Op basis van ervaringen of voorbeelden kan van andere systemen wel een inschatting van de toekomstpotentie worden gegeven. Bij B-G ligt dit anders. De woningen zijn eigendom, maar over het algemeen zal een bewoner er niet voor kiezen om de eigen woning te slopen. Uitzonderingen hierop zijn verouderde woningen op een geschikt kavel. Deze woningen worden dan ook eerder om de bouwgrond gekocht dan om de opstal die erop staat. Wellicht dat deze benadering voor een aantal B-G woningen al het einde heeft betekend, maar in welke omvang is niet duidelijk. Aan de andere kant vormen de B-G bungalows een bepaald aandeel van de markt, verspreid door Nederland. In die markt worden de woningen gekocht, verkocht en telkens aangepast aan de tijd. De particuliere markt heeft hier toch een eigen dynamiek in en zal er voor zorgen dat de woningen lange tijd behouden blijven. Aangezien we er vanuit gaan dat woningen 120 jaar mee gaan (9) blijven de woningen de komende zestig tot zeventig jaar bestaan.
Bronnen:
1. ‘Niet-traditionele woningbouwmethoden in Nederland’, H. Priemus e.a., Rotterdam, 1971
2. ‘De canon van Bouwfonds, 1946-2006’, Bouwfonds december 2006
3. ‘NAW dossier’, nummer 45, oktober 2012
4. Wikipedia ‘bouwfonds’ http://nl.wikipedia.org/wiki/Bouwfonds; 22 februari 2013
5. Voortdurend streven naar standaardisatie: systeemwoningen, keuzeplannen, concepten, Martin Liebregts, kennisbank Bestaandewoningbouw.nl, februari 2013
6. (6) Op basis van foto’s en tekeningen lijken de gevels en plattegronden overeen te komen met type Aster, een woningtype dat vanaf 1963 gebouwd werd en type indicatie B15 heeft.
7. ‘Hugh Maaskant, architect van de vooruitgang’, Michelle Provoost, Rotterdam, 2003
8. Pamflet, Renovatie als Hollands herontwerp, Martin Liebregts en Yuri van Bergen, Bouwhulp.nl 2012
9. Levensduur woning is 120 jaar, Haico van Nunen, kennisbank bestaande woningbouw, januari 2008