Iedereen droomt ervan om van zijn woning zijn plekje te maken. De veel geciteerde titel ‘My home is my castle’ onderstreept dit nog eens vet. De aanbieders op de woningmarkt van bestaande en nieuwe woningen beseffen dat nog te weinig. Ze worden belemmerd door hun eigen (voor-) oordeel, die een open benadering van de opborrelende vraag en daarbij behorende innovatie in de weg staat. De bouwwereld is paternalistisch. De deskundigen – architecten, producenten, bouwers – denken te weten wat goed is voor de mens en een begrijpelijke toelichting is niet nodig. Ze vergeten in wezen hun eigen afwegingen bij de keuze van een woning en de aanpassing ervan. Of denken dat hun afweging aan een bovennatuurlijke waarde is ontleend.
Terugkeer naar de titel ‘My home is my castle’ en de betekenis voor de toekomstige ontwikkelingen in de bouw moet het besef domineren dat de bewoner poogt met zijn woning – zowel buiten als binnen – zijn identiteit en erbij behorende imago te ondersteunen. Als dat zo is, dan verwacht je ook dat in het aanbod hier bewust op ingespeeld wordt. Maar helaas de werkelijkheid is anders. Of het nu om de koopsector of de huursector gaat, nog steeds overheerst de opvatting dat je blij moet zijn dat je een woning hebt. Professionals weten precies waar je behoefte aan hebt. En zij kunnen deze houding aannemen, omdat er recent een structureel tekort was. Alles was en is te verhuren, ook een woning in TRABANT-uitvoering.
En nu het om innovatie gaat, moet de roep om de eigen invulling van de individuele bewoner niet vergeten worden. En moet in het aanbod ruimte geschapen worden om aan deze individualiteit vorm te geven. Dat houdt in dat het confectiepak niet per bouwblok of buurt gekozen behoeft te worden. Maar de keuze uit het maatschappelijk assortiment individueel kan zijn, natuurlijk blijft het zoeken naar die modus dat dingen bij elkaar passen. Eindelijk wordt wonen echt leuk en wordt hiervoor de basis gelegd bij de innovatie.