Een serie over systeemwoningen -5-
Het Pronto-bouwsysteem is gedurende de periode 1955 tot eind jaren zestig van de vorige eeuw succesvol geweest door circa 18.000 woningen te bouwen. Het systeem dateert oorspronkelijk uit 1948, in 1952 was de verbeterde proefwoning gerealiseerd en in 1955 was er een omslagpunt door de opdracht voor 5.000 woningen van de vier grootste Brabantse gemeenten.
De grootte van de bouwstroom en de continue productie waren de pijlers onder de beoogde kostenverlaging en de kwaliteits- en productieverhoging, die de opkomst van de systeembouw kenmerken (1). Het lag in de geest van Van Tijen en Maaskant om in combinatie met bouwbedrijven aan de hand van standaardontwerpen een aanbod te ontwikkelen, waarbij arbeidsdeling, standaardisatie en industrialisatie de sleutelwoorden waren. Zo verkenden zij de nieuwe positie van de architect, die bij de veranderende maatschappelijke context werd gevraagd. Deze samenwerking was een noodzakelijke en wenselijke ontwikkeling, gezien de sterke toename naar goede en betaalbare woningen. Vanuit dit gedachtengoed is er door een reeks van architecten samen met bouwers gewerkt aan het nieuwe aanbod.
Ingeval van het Pronto-systeem is er dus bijna vanaf het begin een nauwe samenwerking geweest tussen de architect-Maaskant-en de bouwer Van Vliet en Van Dulst. Het Pronto-systeem vormde met zijn bouwmethode een tussenvorm tussen traditionele bouw (gemetselde buitenspouwblad) en systeembouw (geprefabriceerde betonelementen). Uiteindelijk realiseerde dit systeem een reductie van de arbeid op de bouwplaats met 40 procent. Tegelijkertijd deed het qua uiterlijk niet onder voor de traditioneel gebouwde woningen, en is in de praktijk door een veertiental architectenbureaus mede vormgegeven binnen de gestelde kaders. De plattegronden zijn vergaand gestandaardiseerd. Welbeschouwd waren er twee typen voor eengezinswoningen en twee typen voor portieketagewoningen. In die zin vormt het Pronto-systeem een concept met een verhaal, waarbij een nieuwe visie op de relatie tussen vraag en aanbod een leidraad vormde.
Stapelbouwmethode met grote mate van efficiency
Het Pronto-systeem is te typeren als stapelbouwmethode, zowel voor laagbouw als middelhoogbouw, waarbij de bouwmuren en binnenspouwbladen bestaan uit twee-mans-blokken, die in halfsteens verband worden gemetseld (lang 65 cm, hoog 25 cm en breed 21,5 respectievelijk 17,5 cm, met een kern van grindbeton). De binnenspouwbladen en bouwmuren worden voorzien van 3 cm dikke isolatielaag.
De knelpunten in de praktijk van de portieketagewoningen zijn gelegen in de beperkte energetische kwaliteit (veelal label F), het geringe comfort qua binnenmilieu (ventilatie, verwarming) en de beperkte ruimte voor baden en koken. Elke etage van twee woningen kan bestaan uit vijf of zes beuken (twee beuken van 3,99 meter en drie of vier van 2,91 meter), waardoor er vier-, vijf- of zeskamerwoningen gerealiseerd konden worden.
De eengezinswoningen zijn royaal van maat en hadden in het verleden al een uitstraling van een ‘middenstandswoning’. Het bruto vloeroppervlakte van de begane grond is circa 52 à 58 m2, afhankelijk van het type (oppervlakte woonkamer/keuken 36 à 39 m2). Hier spelen problemen bij de energetische kwaliteit, de verwarming, de ruimte van de badkamer/douche en aanvullend de bereikbaarheid van de zolder. Vooral de eengezinswoningen zijn in de loop der tijd voor een substantieel deel in bezit gekomen van eigenaar-bewoners.
Zoektocht naar het verhaal van de nieuwe vraag
In de afgelopen decennia is veel door de wijze van beheer in het evenwicht van de beeldkwaliteit verstoord, waardoor de sobere kanten extra versterkt zijn: kozijnindelingen zijn vervlakt, het materiaal van puivulling is gewijzigd, balkonhekken zijn versoberd etc. Dit geldt zeker voor de aanpak van de vele portieketagewoningen. Kleurstelling en materiaalkeuze hebben het er dus vaak niet beter op gemaakt.
De portieketagewoningen zijn zeer geschikt voor een- en tweepersoonshuishoudens. De ruimtelijke aanpak van keuken en douche, in combinatie met het verhogen van het comfort ten aanzien van het binnenklimaat, maken er een zeer goede woning van. De vraag is of de beperkte buitenruimte op woningniveau vergroot moet worden. Misschien moet het zomerwonen door het aanbrengen van een frans balkon meer betekenis krijgen. Vooral de uitstraling van het totale flatblok verdient extra aandacht in combinatie met de aanpak van de woonomgeving. Dit aspect kan op termijn de balans naar de negatieve kant laten doorslaan.
De aanpak van de eengezinswoning ligt veel meer op het niveau van de individuele woning. Hier verdient de samenhang van de oorspronkelijke architectuur extra zorgvuldigheid bij de aanpak. Kleine, nieuwe toevoegingen kunnen het oorspronkelijke beeld versterken.
Zoals duidelijk is geworden, vraagt de aanpak van dit bouwsysteem een bepaalde mate van terughoudendheid. Juist de ontwikkeling van de componenten, die deeloplossingen omvatten en de gebruikskwaliteit kunnen versterken, kan door passende oplossingen de toekomstwaarde van dit systeem versterken.
De toekomst is zeer divers
De oplossingen die in de praktijk de afgelopen tien jaar zijn ingezet voor de portieketagewoningen zijn zeer divers. De aanneemsom, inclusief BTW, varieert per woning van circa 20 duizend tot 140 duizend euro, afhankelijk van de beoogde exploitatieperiode en de te huisvesten doelgroep. Het geeft aan dat ieder op zich – weliswaar vanuit een specifieke context – aan het experimenteren is met de toekomstmogelijkheden van de woningen van dit bouwsysteem. En is juist nu in deze tijd, waar in principe alle informatie voor iedereen beschikbaar is, kan de wijsheid van het collectief en de bezitters van de bijna 20 duizend woningen beter gebruikt gaan worden. Zeker bij dit systeem is het interessant om gezamenlijk te bekijken wat het gewenste aanbod voor de kwaliteitsaanpassing van deze woningen kan worden en te leren van elkaars pogingen. Niet om één oplossing te vinden, maar juist ruimte te bieden aan de huidige, gewenst en betaalbare differentiatie, die maatwerk met standaardisatie in een eigentijds daglicht beschouwt.
Bronnen
(1) ‘Hugh Maaskant, architect van de vooruitgang’, Michelle Provoost, Rotterdam, 2003
(2) Meer dan de helft van de circa 18.000 woningen (circa 55 procent) zijn gebouwd in Noord-Brabant, waar in de jaren vijftig op provinciaal niveau contracten zijn afgesloten over afname van de woningen
(3) ‘Niet-traditionele woningbouwmethoden in Nederland’, H. Priemus e.o., Rotterdam, 1971
(4) Van de eerste 4.551 woningen die in Noord-Brabant zijn gebouwd, is de verdeling over de verschillende woningtypen:
– Portieketagewoningen (type F en R) : 2.859 (62%)
– Eengezinswoningen (type D) : 1.452 (32%)
– Galerijwoningen : 160 ( 4%)
– Ouden-van-dagenwoningen : 80 ( 2%)
(zie noot 1)
(5) Pronto en Bouwvliet waren beide systemen van het bouwbedrijf Van Vliet en Van Dulst
(zie noot 1)
(6) In de meeste gevallen was architect Maaskant betrokken bij de bouw in de provincie Noord-Brabant (80 procent).
Een beperkt deel is in de afgelopen tien jaar gesloopt. Circa 5 à 7 procent van de portieketagewoningen zijn gesloopt.
De vraagprijs voor de eengezinswoningen, die voor een deel in handen is van eigenaar-bewoners, ligt tussen 160 duizend en 200 duizend euro (gemiddeld 190 duizend euro)
(7) De grootonderhouds-/renovatiekosten (aanneemdom, inclusief BTW) voor de portieketagewoningen varieert van 20 duizend tot 124 duizend (peil 2012) en zijn ontleend aan:
– Eindhoven, Prinsejagt, € 43.000, en is als volgt opgebouwd:
. schil : € 11.000,-
. woning intern : € 14.000,-
. woninginstallatie : € 11.000,-
. gemeenschappelijke ruimte : € 7.000,-
. woonomgeving : € 0,-
– Tilburg, Westerpark (zie Renda Projecten, Æneas):
. grootonderhoud : € 20.000,- (peil 2012)
. renovatie : € 94.000,- (peil 2012)
. renovatie plus : € 124.000,- (peil 2012)
(zie ‘Build on top, duurzaam revitalisering Westerpark’, 2009)
– Selissen, Boxtel:
. Hoogniveaurenovatie/transparantie : € 140.000,- (peil 2012)
(zie ‘Boxtel, klaar voor metamorfose’, Renovatienr. 2, mei 2009)