door Martin Liebregts
Iedereen kan verstand hebben van het aanpassen van bestaande gebouwen en woningen. Zo wordt er breed maatschappelijk gedacht, omdat iedereen woont en op een of andere manier ervaringsdeskundige is. Deze gedachte vormt het grootste gevaar voor een succesvolle aanpak van de kwaliteitsaanpassing van de bestaande woningvoorraad. Onwetendheid of onbekendheid levert in het dagelijkse leven een groot risico op, omdat je niet weet waar de problemen zich bevinden. Nu renovatie bijna twintig jaar in sluimerstand heeft geleefd en er beperkte ervaring in de praktijk is opgedaan, is het van belang kennis, onderwijs en onderzoek een nieuwe stevige basis te geven. Rond 2000 zijn op dit kennisgebied bijna alle renovatieschepen verbrand. De colleges op universiteiten, hoge scholen en academies rond dit thema zijn toen uit het onderwijscurriculum verdwenen. Tegelijkertijd is het enige vaktijdschrift ‘Renovatie & Onderhoud’ opgehouden te bestaan. Het was alsof de praktijk stopte, terwijl het aanbod alleen maar groeide. En nu weer tien jaar verder na de financiële crisis en de verdere verandering van de woningvoorraad neemt de belangstelling exponentieel toe. Het is alsof iedereen van vakantie terug is en zich weer wil bezig houden met wat hem of haar dagelijks omringt.
Eind 2006 is het nieuwe vakblad ‘Renovatie’ ten doop gehouden (1). Nu, enkele jaren verder met een crisis als intermezzo, speelt de vraag waar de kennisbehoefte nu ligt ten aanzien van het renovatievak. Met de Grote-Renovatie-Enquête, die rond 2009/2010 gehouden is, in combinatie met diepte-interviews en rondetafelgesprekken (2), hebben we gepoogd hier een voorlopig antwoord op te geven. Dit artikel is een eerste verkenning naar de kennisbehoefte rond het vak renovatie.