Een recent artikel over de autofabrikant Tesla Motors had als kop ‘Wonderkind van de auto-industrie of zeepbel?’. De beurswaarde van Tesla is gigantisch gestegen tot zo’n 23 miljard euro, terwijl de productie van 23 duizend auto’s per jaar tot nu toe nog steeds met verlies plaatsvindt. Vergelijk General Motors met een beurswaarde van 43 miljard en een jaarproductie van circa 10 miljoen auto’s. En toch geloven de beleggers in de toekomst van de elektrische auto. Recent werd bekend dat Tesla samen met een partner circa 3,7 miljard gaat investeren om ‘s werelds grootste lithium-ion accufabriek te gaan bouwen. Hiervan is 1,4 miljard opgehaald met plaatsing van leningen. Verder vinden er gesprekken plaats met Apple voor samenwerking. Het meest boeiende is, dat door de topinnovators in de industriële wereld samenwerking wordt gezocht om iets nóg beter te maken.
Waarom deze uitgebreide toelichting op het doen en laten van een autofabrikant? De gebeurtenissen ervan laten zien dat door een heldere toekomstvisie – de elektronische auto – en het communiceren met de markt er nieuwe mogelijkheden ontstaan.
In de bouw zou zoiets ook moeten gebeuren, waarbij nieuwe concepten worden ontwikkeld, bijvoorbeeld ‘het energiedak’ of ‘de comfortgevel’, die de bewoners een keuze geven en ze werkelijk een rol laten spelen in de weg naar een duurzame samenleving. Niet alleen de elektrische auto – gericht op de gebruiker en comfort – haalt dan de komende jaren de voorpagina, maar ook de ontwikkeling en het aanbod van nieuwe componenten in de bouw. Misschien is er het komende jaar wel een brede, financiële belangstelling voor merken als ‘Alliantie+’, die bouwdelen integreren tot een samenhangend aanbod, om dit te ontwikkelen en te produceren. En is rond 2020 de bouwwereld al structureel opgeschoven tot een aanbod dat past bij de eenentwintigste eeuw.