Een serie over systeemwoningen -25-
Het Tramonta-bouwsysteem heeft in de periode 1951-1960 4.845 woningen gerealiseerd (1). De naam geeft aan wat het systeem enigszins inhoudt: traditionele montagebouw. De ontwerper van het systeem is H. Scheffer en in de praktijk hebben diverse architecten met het bouwsysteem ontwerpen gemaakt. De bouwer van het systeem was ‘Tramonta C.V. – Systeembouw’ uit Delft en diverse lokale bouwers.
Het systeem is vooral toegepast in het gebied van Leiden tot Vlaardingen (2).
Een flexibele betonnen skeletstructuur
Het bouwsysteem bezit tot op zekere hoogte een flexibele structuur (3). De draagconstructie bestaat uit betonnen kolommen en balken in het midden van de woningen, evenwijdig met de gevels. De langsgevels vormen tevens een onderdeel van de constructie. De ruimte binnen de woning is verder vrij indeelbaar.
De (portieketage)woningen hebben over het algemeen een beperkte grootte, wat past bij de bouwperiode van de jaren vijftig van de vorige eeuw (sober en doelmatig). Ook de latere portieketagewoningen van 1960 zijn hokkerig ingedeeld met veel kasten en met vertrekken, die afzonderlijk van beperkte omvang zijn.
De eengezinswoningen van rond 1960, zoals in het voorbeeld te zien is, beschikken over veel vertrekken, veel kasten en interne bergruimten. De brutomaat van de begane grond is ruim, met zo’n 55 m2 (met een interne berging van 7,5 m2). Tevens biedt de brede woning, met een beukmaat van ~6,30 m1, extra mogelijkheden qua gebruik en indelingsmogelijkheden.
Traditioneel qua bouwtechniek en architectuur
Het beeld wat uiteindelijk gerealiseerd is binnen het bouwsysteem is zeer divers, variërend van traditioneel tot modern, afhankelijk van de architect. Daarom is niet altijd direct op basis van het beeld het systeem te herkennen. Het meest kenmerkende is nog de geringe dakhelling die toegepast is, zowel bij de portieketagewoningen als eengezinswoningen (9 à 10 graden).
Ook qua bouwtechniek is er aangesloten bij wat op de markt voorhanden was en is er geen sprake van eigen technische ontwikkeling.
De eigenheid benutten
De belangrijkste eigenschappen van dit bouwsysteem zijn gelegen in de constructie en de hoge mate van vrije indeelbaarheid van de plattegronden. De kolomstructuur van de portieketagewoningen en de breedtemaat van de latere eengezinswoningen bieden volop perspectief. Verder biedt de diversiteit aan architectuurtaal ook voldoende aanknopingspunten om de woningen een eigen identiteit te geven of te laten behouden.
Bronnen/verwijzingen
1. – ‘Woningvoorraad 45-75’, R. Lijbers e.a., 1984
– ‘Volkshuisvesting in theorie en praktijk’, deel 20, C. Thijssen e.a., Delft 1988
2. De Tramonta-woningen zijn o.a. te vinden in Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Delft en Vlaardingen
3. Het Tramonta-bouwsysteem werd toegepast in de periode 1951-1960 voor 4.845 woningen (eengezinswoningen, portieketagewoningen, galerijwoningen, boven- en benedenwoningen, bejaardenwoningen).
De gevels zijn uitgevoerd als spouwconstructie, met een binnenspouwblad van kalkzandsteen, die een dragende functie heeft. Samen met kolommen en balken vormen de langsgevels de constructie. De scheidingswanden tussen de woningen zijn uitgevoerd in klinkerisolatiebeton (24 cm) en hebben geen dragende functie. De kolommen zijn van geprefabriceerd beton (16 x 16 cm), de balken uit ter plaatse gestort beton. De vloeren zijn opgebouwd uit in de handel voorkomende systeemvloeren (o.a. Cusveller). De kolommen staan h.o.h. circa 2,10 à 3,5 m1, afhankelijk van de plattegrond van de portiek (zie voorbeelden).
Alleen de binnenwanden van de portiek zijn dragend. De rest van de binnenwanden heeft geen dragende functie.
De gegevens zijn ontleend aan de twee publicaties die vermeld bij 1.